Inleiding
De conditie van de koe varieert nogal gedurende de lactatie. In de eerste weken na het afkalven verliest de koe een deel van het lichaamsvet. Dit wordt gebruikt voor de vorming van melk. De moderne melkkoe produceert zoveel melk dat ze niet voldoende voer kan opnemen om dezelfde conditie te behouden. Ze verkeert dan in een negatieve energiebalans. In de eerste twee maanden vinden we het normaal dat de koe conditie verliest, daarna moet de koe langzamerhand weer wat gaan groeien. De melkgift wordt dan geleidelijk wat minder terwijl de voeropname is toegenomen.
Voor de gezondheid van de koe maar ook voor de melkproduktie en de vruchtbaarheid is het belangrijk dat de koe na het afkalven niet te veel in conditie achteruit gaat. De de koe moet na twee tot drie maanden weer uit het dal klimmen. Het is daarom belangrijk dat de koe voldoende energie krijgt aangeboden en dat ze het voer goed verteert. Het voer moet van voldoende kwaliteit zijn, voldoende energie bevatten en het gehele rantsoen moet in balans zijn om de (pens)vertering zo goed mogelijk te laten verlopen.
Op het moment van afkalven mag de koe niet te vet zijn. Vette koeien hebben kans op leververvetting, waardoor de lever niet meer goed functioneert. Zulke koeien vreten in de periode rond het afkalven vaak slecht en ze gaan in het begin van de lactatie te snel in conditie achteruit. Ze hebben een veel grotere kans om melkziekte te krijgen dan een koe in de juiste conditie. Na afkalven ontwikkelen ze vaker slepende melkziekte en zijn vatbaarder voor ontstekingen zoals in de baarmoeder of in het uier.